zondag 16 oktober 2011

Monte Perdido – gewonnen van de verloren berg

We hebben al op de nodige pieken gestaan in ons leven, denk naast diverse drieduizenders aan de Weißmies (4023m), Mount Kinabalu (4095m), hoogtepassen als Punta Union (4750m) en Thorung La (5416m) en natuurlijk de Kilimanjaro, met 5892 meter het hoogste punt van Afrika én waar we ooit geweest zijn.

Je zou kunnen denken, dat met zulke overwinningen in het achterhoofd Sobrarbe door ons bijna als laagland gezien zal worden; de hoogste piek van Sobrarbe torent ver boven de rest uit en is 3355 meter.


Op de top van de Kilimanjaro
Niets is minder waar. Deels door bevroren ogen en vingers (maar gelukkig niets blijvends) op de Kilimanjaro, is ons ontzag voor de bergen behoorlijk gegroeid. Daarnaast zijn de bergen in de Spaanse Pyreneeën onherbergzaam (what’s in a word?). Het asfalt is vaak in prima staat, als het er is. Maar als het er niet is zijn de pieken vaak ver, ook omdat er bijvoorbeeld compleet geen liftjes en dergelijke zijn. Als laatste laat de bewegwijzering, maar ook de kaarten te wensen over. Men zegt wel eens dat de kaarten gemaakt zijn in de tijd van Franco, teneinde de vijand te misleiden.

Op de top van Castillo Mayor, met de buren
Enfin, we besloten te gaan trainen voor die hoogste piek van Sobrarbe (en de derde van de Pyreneeën), de Monte Perdido. Zo hebben we een prachtige route gelopen naar de top van Castillo Mayor, een klif waar de gieren langs komen eh... gieren.  Verder nog eens naar de piek "Tozal d’Asba" gelopen, en we vonden dat we er klaar voor waren.

Een vale gier, of Buitre Leonado, vanaf Castillo Mayor
Dus reserveerden we een nachtje in de hut en konden we op stap. Het was een mooie autorit naar Ordesa, het dal waar onze tocht startte. En wel direct flink met een klim van 600 meter via la Senda de los Cazaderos (het jagerspad) naar een uitzichtpunt, dat wel doet denken aan aan de Prejkestøle in Noorwegen.

De Ordesa vallei vanaf het uitzichtpunt
Daarna bleef het pad op dezelfde hoogte over de Faja de Pelay, terwijl het dal naast ons langzaam omhoog kwam. Aan het eind van het dal nog even een klim van 400 meter naar de Refugio de Goriz, waar we overnachtten. Het was een uur of vijf, en we hadden wel een biertje verdiend. En nog één...


Tijdens het diner nog een wijntje, en zo kwam het, dat we helemaal vergaten het eten voor de volgende dag te regelen. Niet dat we het niet besteld hadden, maar de keuken gaat om 7 uur open, en wij wilden om half 7 onderweg, dus zouden we ’s avonds een picknickpakket meenemen om als ontbijt onderweg te kunnen gebruiken.


We hoopten de volgende morgen dat het personeel nuchterder was dan wij en de pakketten voor ons klaargezet had, maar nee. In wachten hadden we geen zin, dus besloten we dat het pastadiner van de vorige avond goed genoeg was voor de klim. Maar die klim was er één van 1100 meter, voor velen op zich al een dagtocht...



Na een uurtje meldden de eerste tekenen van honger zich. Maar we waren nog lang niet boven. Langs passages van enorme rotsblokken, klimmetjes door spleten (ik dacht dat dit een wandelberg was?) en stukken met kettingen, kwamen we na 2,5 uur bij het meertje op 3000 meter op de col tussen Monte Perdido en Cilindro de Marboré.


Daar begon de honger af te nemen als gevoel in de maag, maar toe te nemen als gevoel van slapte in de benen, maar we hadden dan ook al ruim 800 meter geklommen. Nu kwam het gevreesde kanaal tot bijna bij de top, dat een grote steile puinbak is, waardoor je (zoals in Schoorl – alleen is deze tien keer zo hoog) nogal eens de halve stap terug zakt. Erg vermoeiend, maar met verstand op nul ben je er ook weer zo.

De rechter is de top, het puinkanaal net links naast de graat, boven de sneeuw
En dan het uitzicht op de top, dat alles goedmaakt. Ver onder ons de piekjes waar we al eens op gestaan hadden, enfin foto’s zeggen meer... (het was intussen 10 uur ’s ochtends)

Op de top, hieronder wat uitzichten



We hadden eigenlijk niet zo’n zin om weer af te dalen, want het idee van die steile puinbak stond ons een beetje tegen. Maar als je eenmaal gaat, dan went het ook wel weer en al weer behoorlijk snel stonden we onderaan de gevreesde helling. Maar we waren er nog niet. Dus het hele stuk terug naar de Refugio, en met goede zin, want ze hadden ons verteld dat ze er onder de middag eieren bakken. Als je al een uur of vijf loopt zonder wat gegeten te hebben klinkt dat als behoorlijke haute cuisine.

Eenmaal bij de hut merkten we ineens hoe vermoeid we al waren. We waren allebei nogal shaky. Maar na het halve (alsnog ontvangen) picknickpakket, de gebakken eieren en een Aquarius, voelden we ons weer wat beter om de laatste 1000 meter naar de auto af te dalen.


Dat deden we uiteindelijk in drie uurtjes, het laatste stuk door een prachtig herfstbos. Half vijf waren we bij de auto, dus we waren een uur of tien onderweg geweest, met hooguit een uur pauze. We hebben we dus een uur of negen gelopen (als je dat zo kunt noemen).

Deze tocht kan geboekt worden bij www.topofthepyrenees.com

 

zaterdag 30 april 2011

Het verzonken dorp

Omdat het stuwmeer ontzettend laag stond, besloten we eens een excursie te maken naar het onteigende en ondergelopen dorp Mediano, dat nu droog stond. Wat normaal alleen nog van het dorp te zien is, is de laatste meter(s) van de kerktoren, die als triest gedenkteken van hoe het was boven het water uit steekt. Nu echter konden we tot de basis van de kerk lopen en ons even in het oude Mediano wanen.


Mediano is in de tijd van Franco onteigend omwille van de bouw van de stuw, toegegeven, het stuwmeer is prachtig, maar het idee zonder scrupules onteigend te worden is wel heel cru, ook al gebeuren dat soort zaken ook tegenwoordig nog overal ter wereld.

Op de berg achter de kerk zie je goed tot hoe hoog het waterpeil kan komen

Het is tamelijk bizar op de bodem te lopen van wat normaal een meer is. Bijzonder ook hoe alles bijna onaangetast is. Alle oude paden zijn er nog gewoon, er liggen bruggen over wat vroeger een kanaal was en er staan zelfs nog vrij veel bomen, dood intussen, dat dan weer wel.


Het dorp zelf is intussen wel een hoop stenen geworden, om verdere roof te voorkomen. De onteigende eigenaren konden niet aanzien hoe stukje bij beetje het dorp bij droogval leeggeroofd werd (dakbedekking, lateien etc.) en hebben besloten met enkele bulldozers het dorp tot een stapel stenen te reduceren.

Het dorp ligt op de landtong net boven de boom midden op de foto.

De hele excursie deed ons denken aan een bezoek aan een oude Romeinse of Egyptische stad, alleen dan uit een veel recenter verleden. We zijn gisteren nog even omhoog gelopen naar het Castillo (een wandeling met een prachtig uitzicht, direct vanuit Casa Abadia), om te zien hoe het meer er bij laagtij van bovenaf uitziet.

Onderweg zagen we een lammergier in actie. Hij cirkelde en liet iets vallen en dook er direct achteraan. Direct wisten we wat hij deed, want de avond ervoor hadden we dat op de BBC gezien. Een lammergier eet botten maar laat ze eerst vallen om ze kleiner te maken, ongeveer zoals in deze video: http://www.youtube.com/watch?v=zxj9YO4Qtx0

Geweldige wildlife ervaring, ook wel eens zoiets zien? Kijk op www.topofthepyrenees.com

maandag 21 februari 2011

Luid de lente in met een prachtig weekend

(was wel weer eens tijd voor een blog. Excuses voor de lange onderbreking...)

Spanje is noodlijdend, en zo ook de bevolking. Wij verbazen ons over de tegenstelling met de crisis in Nederland, waar men het er vaak en veel over heeft, en waar ook gerust klappen vallen, maar waar niet zoals hier een echt grote groep erdoor tegen de armoedegrens wordt gedreven. Waar in Nederland de bevolking met de hand op de knip betere tijden afwacht blijft men hier het leven vieren, zo het lijkt tot de laatste cent. Geen waardeoordeel, wel een bijzondere observatie.

Omdat de truffel meer aandacht verdient volgens het micologisch genootschap hier, was er afgelopen zaterdag op het plein van Ainsa een tapasconcours tussen de local restaurants uitgezet. De restaurants hadden vooraf een gerechtje met truffel uitgewerkt, en met een kaartje van 2,50 kon je twee tapas en een glas wijn scoren. Het stond je vrij zoveel kaartjes te kopen als je wilde, en zo stond toch weer heel Sobrarbe lekker te eten en te drinken voor een paar euro.

Zaterdagavond was het dan eindelijk tijd voor het eerste volledige concert van Los Vicentes. ’s Middags hebben we de apparatuur neergezet en gesoundcheckt. Klonk in het restaurant net als in de keuken thuis, perfect. Om een uur of half twaalf was men uitgegeten en was het tijd voor het concert.

Het publiek zat muisstil te luisteren tijdens de set. Tussendoor vielen de gebruikelijke Sick & Nimon opmerkingen die in spanje nog een stuk nieuwer waren. Een leuke mix tussen humor en serieuze luisterliedjes. Een prachtige set, met veel complimenten achteraf, en gelijk een boeking voor het voorjaar, en dat is al snel. Volgende week in Graus. Ben benieuwd.

Zondag was het tijd voor het calcots uitje met Marie Rose en Tim (en een groep spanjaarden). Uitje is een leuke dubbele term want een calcot is een ui, die als een prei gegroeid is, door hem in de aarde te houden. Dus wordt hij langwerpig, op zoek naar het licht. De bereiding is zowel simpel, bijzonder, barbaars als bijzonder lekker.

Maar eerst over de locatie. Na het rendez-vous op het benzinestation reden we met onze engelse vrienden en Guiseppe en Jota (een stel catalaanse restaurateurs die in Abizanda een prestigieus project aan het verwezenlijken zijn) richting een ermita (kapelletje) boven Laspuña. Onderweg zagen we iets ter grote van een hond naar de berm wegspringen. Toen we er vlak langs reden zag ik boven de wildkleur huid de zwart witte kop van een das. Heel bijzonder, nog nooit in het wild gezien.

Bij de kapel aangekomen werd snel duidelijk dat deze vaak door locals als picknickspot wordt gebruikt. En logisch want met weer als deze zondag en met deze uitzichten bij een middeleeuws kapelletje picknicken is tamelijk geweldig. Er is een bron voor vers water, en er is een barbeque gebouwd om het vlees en dergelijke te roosteren. Want er moet vaak en veel gebarbequed worden in Spanje.


Enfin, de calcots. Als het vuur heet genoeg is (gewoon van takken he, kolen, daar doen we niet aan) plaats je een rooster vol uien erbovenop en die laat je zwart blakeren. Dan keer je ze om om er zeker van te zijn dat de andere kant ook verbrand en dan komt het eten ervan. (met uiteraard een nieuwe lading op het vuur. Voor de ideevorming: we hadden 250 uien mee voor 10 volwassenen en 7 kinderen.

Je stroopt dan van boven naar beneden de zwarte buitenste bladeren eraf, zodat alleen het blanke gekookte binnenste overblijft. En dat doop je in de romescu saus en eet je als een haring. Simpel maar briljant.

Romescu is een saus, o.a. bestaande uit tomaat, gedroogde paprika en amandelen. Errug lekker erbij. Ook bij de onvermijdelijke longanizas die erna op het vuur moesten.


In het begin probeer je nog een beetje schoon te blijven, maar na twee preien en een stukje worst zijn je handen zwart van het roet en zorgt het vet ervoor dat dat goed blijft zitten. Ach, een kleine prijs voor zulk ouderwetsch vertier.

Voor wie het in nl ook eens op de bbq wil proberen, waarschijnlijk lukt het met dunne preitjes.


Tussendoor kwam een lammergier op zo’n kleine afstand een showtje geven, dat iedereen zonder kijker duidelijk het verschil zag met de vale gieren, die de hele dag al een kijkje kwamen nemen. Een lammergier heet hier Quebrantahuesos, hetgeen min of meer bottenbreker betekent. Deze gier bezoekt de kadavers na de vale gier, als er alleen nog botten over zijn, deze breekt hij om het merg er uit te halen. Dit maakt hem veel zeldzamer omdat hij een veel groter gebied nodig heeft om te overleven.


We zijn hier zo verwend, ik was bijna verbaasd dat ik Tim met zijn kijker een rode wouw zag volgen. Die zijn hier zo gewoon als mussen in nl, maar zo spectaculair in hun vliegkunnen.

De kinderen waren de hele middag zoet samen aan het spelen, terwijl wij zoetjes aan rozig werden van de begeleidende cava en rode wijn. Allebei geweldig om te zien en mee te maken.


Op de terugweg op het stille weggetje nog even een hertje gespot om het af te maken. Prachtig. Dat er maar veel van deze weekendjes mogen volgen.

zondag 17 oktober 2010

De beklimming van de Kilimanjaro, mei 2007

Moest van de week ineens denken aan de Kilimanjaro (Jandini maakte een opmerking over het bereiken van hoogtepunten), en bedacht dat Marja daar eens een leuk stuk over geschreven had:

We schrijven mei 2007:
Het is dat we weten dat de berg er is en hoe hij eruit ziet, want vooralsnog is hij continue in de wolken verscholen gebleven. Dat maakt het wel apart hoor, dat je je doel niet kunt zien.

De start van onze beklimming verliep niet geheel volgens plan, het eerste uur na het afgesproken tijdstip maakten we ons nog geen zorgen. We zijn gewend aan de flexibele manier van klokkijken (denken we). Maar uren later,en na veel stampij van onze kant, lukt het ons om met onze gids en 4 dragers bij het beginpunt van onze 6-daagse tocht aan te komen.

We hadden die dag immers nog 1300 hoogtemeters om te overbruggen. Bovendien wisten we dat het niet steil zou zijn, zodat dat ons zeker 4 uur zou kosten.

En dan denk je uitstappen en op pad! Maar nee, welkom in Afrika. Behalve de bureaucratie waar je mee te maken hebt, is efficient werken hier bepaald niet uitgevonden. Er was geen sprake van dat wij alvast met de gids op pad konden, want als onze dragers niet aangestuurd worden dan gebeurt er gewoon niets. Als ze wel aangestuurd worden dan is 1 persoon iets aan het doen, terwijl de 3 anderen, de gids en wij daarnaar staan te kijken. Niet echt handig als je voor donker bij het eerste kamp wil zijn. Gelukkig waren we sterk en liepen we gemakkelijk naar boven. Toch probeerden we zo 'polle, polle' mogelijk te doen, langzaam stijgen is m'n belangrijkste motto deze week.



Vergeleken bij onze laatste tocht in het Atlasgebergte afgelopen winter, viel het erg mee met de temperatuur 's avonds en 's nachts, ondanks het feit dat we al op 3000 meter zaten. Dat is het voordeel van een berg op de evenaar. Ondanks het gebrek aan comfort (een dun en vrij hard slaapmatje waar onze westerse lijven nooit aan zullen wennen) hebben we allebei goed geslapen. Natuurlijk kun je je niet omdraaien zonder wakker te worden, maar daarna vielen we tenminste wel weer iedere keer in slaap. 's Nachts klaarde het helemaal op en dat leverde een prachtige sterrenhemel op.


Vanmorgen dan eindelijk de top van de berg gezien. Wat is zonsopgang toch een heerlijk moment van de dag! Heerlijk buiten voor het tentje ontbeten, we zijn fit en sterk en de 1000 meter stijgen vandaag leveren geen problemen op. Liepen we gisteren nog door het prachtige met mos begroeide regenwoud, vandaag komen we duidelijk hoger. De meest bijzondere bomen, planten en bloemetjes komen we tegen. Zo ongeveer vlak voor onze voeten, dus zelfs als ik vergeet om me heen te kijken, zie ik alles...

Ons leven op de berg is eenvoudig, 6 dagen lang denken we voornamenlijk aan eten, lopen en slapen. Het weer speelt een belangrijke rol, de tweede dag bijvoorbeeld, begon het aan het begin van de middag te regenen. Tijdens het lopen geen probleem, daar kun je je prima tegen kleden. Maar je zorgt ervoor dat je zo snel mogelijk je einddoel van de dag wilt halen om weer droog en warm te worden. Uitzicht is er niet, want je loopt in de regenwolken. Vanaf half twee zitten we in ons twee persoons Lafuma tentje (werk en vakantie zijn bij mij altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden...) en dan wordt het een lange middag en avond! We kaarten, lezen en praten, en worden prima verzorgd met nootjes, versgepofte popcorn, thee, koffie en warme chocomel en 's avonds een heerlijk diner. Onze 'kok' verricht wonderen op zijn enkele brander. Iedere dag weer afwisselende gerechten; vanavond vonden we het een verstandige zet van de kok om voor aardappelen en verse groentes te kiezen, iedere aardappel die opgegeten wordt hoef je in ieder geval niet verder de berg op te sjouwen! Als ik hun was zou ik ook niet lang meer wachten met de kool...

Het plan voor de derde dag is wederom 1000 meter stijgen, maar ook weer 800 meter af te dalen als 'acclimatisatie-wandelingetje'. We hebben bewust gekozen voor deze route om ons lichaam de kans te geven aan de hoogte te wennen. 5895 meter is te hoog om op een andere manier verantwoord boven te komen. Het lage percentage geslaagde toppogingen is dan ook voornamenlijk te wijten aan het feit dat mensen er te kort tijd voor uittrekken.

Eenmaal boven de 4300 meter werd het zwaar, m'n ademhaling was te oppervlakkig en mijn tempo te hoog. Ik zat daardoor tegen hyperventilatie aan, mijn bekende zwakke plek, zowel mentaal als fysiek. Gelukkig was een half uurtje bewust ademhalen zittend op een steen voldoende om te herstellen en konden we heel rustig aan verder. Na de lunch daalden we af in een ander dal naar onze overnachtingsplaats. De jongens hadden de tenten al opgezet, maar omdat het weer mistig werd, moesten we goed opletten om niet langs hen heen te ver af te dalen.

Al met al 6 uur gelopen, een zware tocht en we liggen dan ook met een lichte hoofdpijn uit te rusten in het tentje. Hopen dat we voldoende herstellen door op deze lagere hoogte te overnachten om morgen weer te kunnen stijgen naar het hoogste kamp, waar vanuit we de toppoging gaan ondernemen.

Vandaag even goed gevoeld dat er niets vanzelfsprekends aan is om op deze hoogte een dergelijke prestatie te gaan leveren, nu eerst uitrusten, eten, drinken en herstellen.


Zo, kamp 4 hebben we in ieder geval gehaald. Het eerste uur vanmorgen was meer rotsklimmen dan wandelen. Dan is het voor mij onmogelijk om m'n hartslag onder controle te houden. Voetje voor voetje probeer ik verder te gaan, ook mentaal heb ik het zwaar, we dalen tot 3 keer toe alle met moeite geklommen hoogtemeters weer af, zodat we met bijna 1000 hoogtemeters in de benen lunchen op dezelfde hoogte als waar we 's morgens startten... Gelukkig was het laatste stuk niet steil en konden we voetje voor voetje verder naar boven. We bereikten kamp 4 uiteindelijk om 3 uur 's middags, slechts 1 uur later dan gepland. Er staat dan al een stevig windje, maar we hebben een prachtig uitzicht rondom: aan de ene kant de witte sneeuwtop van de berg, aan de andere kant een vliegtuigperspectief op een prachtig wolkendek.


Zal het ons gaan lukken om de top te halen? Het is nog 1300 meter stijgen vanuit kamp 4 en we zullen vannacht om 12 uur vertrekken voor onze toppoging...

's Middags vanaf een uur of 3 was het de bedoeling dat we gingen rusten/slapen om fit te zijn voor de toppoging. Er stond echter zo'n storm dat het geklapper van de tent al snel oorverdovend werd, bovendien werd de tent tijdens windvlagen tot op onze benen naar binnengedrukt door de wind. Het plan was als volgt: om 11 uur 's avonds opstaan en alle laagjes kleding die we bij ons hadden over elkaar aantrekken. Om half twaalf thee en koekjes om voldoende vocht binnen te krijgen, en om 12 uur 's nachts met hoofdlampjes op lopen.Als alles goed ging zouden we om ongeveer 6 uur 's morgens op Stella's Point de zonsopgang zien en vandaar was het nog 150 meter stijgen naar de echte top; Uhuru's Peak op 5895 meter.

Onze wens en hoop dat de wind zou zijn gaan liggen was vergeefs. Het stormde flink, maar om 12 uur op 46oo meter hoogte ging het nog wel met de temperatuur.

Het begon al snel met een stukje rotsklimmen, waarbij al wat onzekerheid ontstond over de route, die in het donker lastig te onderscheiden was. We bleken iets van de route te zijn afgeweken en de gids besloot om 'gewoon' op gevoel de juiste richting te nemen. Wij vertrouwcden hem en volgden hem ondanks de steile route met een lastiger ondergrond, ik voelde me gelukkig fit, sterk en vastberaden om zo ver mogelijk te komen.

De omstandigheden werden bar, de arctische orkaan wilde niets liever dan ons van de berg afblazen, en we moesten ons af en toe naar voren in de wind gooien om niet achterover te worden geblazen. De schuine hellingen die we zigzaggend overstaken waren verraderlijk, zo in het donker kon je niet zien hoe ver je zou vallen als je weggleed, en dat was maar goed ook, want als ik bang was geworden dan gaat het juist mis.

Pauzeren was eigenlijk onmogelijk, zodra je stil zat koelde de wind je teveel af, dat was gevaarlijk. We liepen nu steil omhoog door zacht lavagruis dat aanvoelde als zand, iedere pas zakte je ook weer een stukje achteruit, loodzwaar dus. Vanaf ongeveer 5000 meter hoogte kreeg ik last van een waas over m'n rechteroog. Het deed geen pijn, en mijn vastberaden gefocuste geest had besloten dat ik met 1 oog ook door kon naar de top... Na uren voortploeteren tegen de ijskoude storm in (wimpers, snor en baard waren met ijs bedekt) wisten we Stella's point te bereiken. Het was nog donker, door onze route die steiler maar ook een stuk korter was waren we te vroeg voor de zonsopgang. Het was veel te koud om te gaan zitten wachten, dan zouden onze vingers en tenen zeker bevriezen. Eerst door naar de summit dus. Maar door alle sneeuwval van de laatste tijd was dat laatste stuk van maar 150 hoogtemeters verraderlijk zwaar. We zakten af en toe diep in de sneeuw weg, en we moesten ons schrap zetten en in de wind hangen om niet omver geblazen te worden. Ik was leeg, op, niet in staat om meer dan 10 passen achter elkaa te lopen om daarna weer minuten uit te staan hijgen. Het ging niet meer, ik kon niet meer verder, maar ik zag het bord van de summit al voor me! Ik riep nog een keer 'g*dverd*mme, we gaan het halen!' om mezelf op te peppen en bijna strompelend bereikten we het bord 'Uhuru Peak, 5895 meter'. Ik stond er uitgeput tegenaan geleund terwij Vinz de elementen trotseerde en zijn handschoenen uitdeed om foto's te maken.


Het uitzicht was magnifiek, het licht was prachtig, we stonden er, we hadden het gehaald, maar dat besefte ik pas echt toen we allang op weg naar beneden waren... Gelukkig hadden we naar beneden het normale paadje, wat een stuk minder steil en gevaarlijk was.

Maar we waren er nog niet; we moesten vandaag nog bijna 3000 meter afdalen! Gelukkig wel even ontbijt en twee uurtjes slaap in kamp 4, waar we werden opgewacht en gefeliciteerd door ons team van dragers. M'n oog ontdooide ondertussen gelukkig ook weer langzaam en de waas verdween in de loop van de dag, gelukkig geen blijvende beschadigingen opgelopen. De vingers en tenen kwamen ook weer langzaam en zeer pijnlijk tot gevoel, al bleven enkele topjes verdoofd, deze zenuwen zullen weer langzaam aangroeien.

Nog 1 laatste nacht op de berg, weer terug op 3000 meter. Een biertje om het te vieren, eentje is ook voldoende om ons die nacht heerlijk te laten slapen, of zou het meer dan 12 uur achter elkaar lopen er ook iets mee te maken hebben gehad? We slapen maar liefst 10 uur achter elkaar, en worden wakker met de heerlijke gedachte: 'we hebben het gehaald!'.

Dorpelingen aan de voet van de berg vragen ons wanneer we weer terugkomen om het nog eens te doen en zijn nog verbaasd ook over mijn 'nooit meer! Het was mooi, het was onvergetelijk, maar deze berg loop ik zeker weten nooit meer op!'...

Deze zomer ga ik namelijk heerlijk een week wandelen in de onschuldige 'heuveltjes' in de Franse Alpen, gewoon genieten, zonder zo af te zien als we nu gedaan hebben. Maar ach, onszelf kennende gaat het daarna al snel weer kriebelen en zullen we wel gaan kiezen tussen de Elbrus en de Aconcagua als volgende uitdaging...

zondag 10 oktober 2010

Estuve en la Peña Montañesa

We waren in juni al eens tot de col tussen de twee pieken geweest, maar moesten terug omdat het weer omsloeg. Deze week heb ik alsnog op de top van de Peña Montañesa gestaan.


Het is een markante alleenstaande rots van bijna 2300m hoog, die voor de hele omgeving een eikpunt lijkt. Mijn buren die hier al jaren wonen hadden er nog nooit opgestaan, maar wilden het wel eens proberen.

Zodoende ging ik afgelopen dinsdag met buurmannen Jose en Jose (lekker verwarrend: hier heet iedereen Jose, en zodoende wordt de tweede naam er vaak bijgezegd, maar je raadt het al...) vroeg op stap naar San Victorian, het oude klooster van waar de lange route begint.

Onderweg kronkelde de weg flink en Jose de schaapsherder verzocht op een gegeven moment toch de auto te stoppen, om de wagenziekte middels een verlossende handeling te verlichten. Een goed begin.



Bij het startpunt aangekomen kon je al zien hoe je de van afstand onneembare rots toch redelijk eenvoudig op kon. Strak tien uur begonnen we te lopen, de heren liepen al gelijk het verkeerde pad in. Een goed begin.


Al redelijk snel liepen we bovenop de muur, en kregen we het eerste beeld van de piek te zien, die ineens helemaal niet meer zo onneembaar leek.




Geweldige vergezichten, die we tussen de wolken door te zien kregen.


Het pad was goed te doen, maar liep echt vlak boven de verticale muur. Jose (die geen schaapsherder is) had het vanwege zijn ongeoefendheid en zittende beroep wel zwaar. Het was dan ook een klim van 1200 meter. Voor wie dat niet zoveel zegt: dat is ongeveer 40 keer de klimduin van Schoorl op.


Volgens de kaart moesten we ruim onder de col door tot onder de piek lopen, en dan over de graat naar de top. Alleen kwamen wij door het pad gewoon te volgen gek genoeg gewoon op de col uit, hetgeen ons een mooi beeld in een compleet andere vallei gaf. Nadeel was wel, dat we daarna zo'n 150 a 200 meter (dus zeg een 5 a 6 klimduinen) op handen en voeten door puin omhoog moesten. Maar ja, these ain't the alps. Je hebt hier twee soorten kaarten: de slechte, en de waardeloze. 


Eenmaal op de top hebben we natuurlijk het nodige bewijsmateriaal geschoten. 


Terug zouden we alsnog de bedachte route volgen, maar een stukje verder als waar onze sympathieke schaapsherder nu loopt werd het wat steiler en zag hij voor, links en rechts van hem een afgrond. Dat werd hem wat te veel, met een hand voor zijn ogen probeerde hij nog twee stappen, maar we moesten terug, en zo stonden we die dag twee keer op de top.


Toegegeven: zo'n gat van 1500 meter is best diep.


Vanaf de top had je ook een prachtig uitzicht op Monte Perdido. Je kon goed zien hoe hij als enige boven de wolken uitstak met zijn 3550 meter. Die een andere keer maar doen. Op de voorgrond Castillo Mayor, die ik morgen met Marja opga. Andere mensen brengen hun kinderen naar het kinderdagverblijf omdat ze willen werken...

6,5 uur na vertrek stonden we weer bij de auto, tijd voor een pilsje, en plannen maken voor een volgende top. Cotiella?...

Ook naar Peña Montañesa? Kijk op www.topofthepyrenees.com

zaterdag 2 oktober 2010

Luilekkerland

De oplettende lezer had waarschijnlijk al opgemerkt, dat het gebied waar we wonen niet gespeend is van direct vanuit de natuur te nuttigen voedsel. Zo schreven we bijvoorbeeld al over de rozemarijn en tijm bossen achter het huis, en de kersen en pruimen, die we in juni in overvloed hadden. Dit lijkt echter het hele jaar een beetje door te gaan.

Eind augustus waren bijvoorbeeld de eerste bramen rijp, en heel september hebben we ons daar een beetje scheel aan gegeten. Echt schandalig als je bedenkt wat een onsje in NL kost. Die dingen zijn hier echt geweldig zoet, onvergelijkbaar met die zure die je in nederland een sporadische keer in een verder leeggeroofd bosje vindt. Er zijn er nog steeds, maar het loopt nu wel een beetje op zijn eind. Er zijn zoveel vijgen dat we die dingen niet meer kunnen zien. Morgen zal ik nog wat jam maken en kijken of je deze soort ook kunt drogen, en dan zijn we daar klaar mee. Geeft niets, want het wordt najaar, dus de appeltjes kunnen geplukt, en begin oktober onstaat hier een ware goudkoorts als het gaat om paddestoelen zoeken.


Wij hadden natuurlijk compleet geen ervaring (het enige dat we gelezen hadden, was dat van de 38000 soorten er maar 100 eetbaar zijn, en 20 fataal. Het kwam als russiche roulette over..), maar wilden wel de toeristen voor zijn. Dus wij het bos in en van alle soorten paddestoel die we zagen er eentje geplukt. Terug in het dorp zei onze overbuurman, die toevallig ook net geplukt had dat we er eentje hadden geplukt die goed was. Het was een heel opvallende oranje paddestoel, zonder dodelijke broertjes die er bijna hetzelfde uitzien, dus wij konden op pad. Maar niet voordat we bij de buurman met een wijntje de paddestoelen geproefd hadden. Geweldig spul, ff bakken in olijfolie met knoflook (tja, we zijn in Spanje), beetje meer olijfolie (tja, we zijn in Spanje), peper en zout, en smullen maar. Geweldig!


Dus 's avonds direct zelf maar een receptje uitgeprobeerd met andere ingredienten die ook niet slechter worden van knoflook, zoals daar zijn een tostada en acelga, een soort plaatselijke grove spinazie. Heeft ook wel iets van paksoi. Het was zo lekker dat de foto slechts wazig van een reeds aangevallen dis gemaakt kon worden...


Vanmorgen gingen we vroeg op pad, want het was zaterdag, dus we moesten de toeristen voor zijn. In een half uurtje - met gevaar voor eigen leven, want met de herfst komt ook het jachtseizoen en de verhalen van kogels die vlak langs mensen schampten kwamen weer omhoog toen we niet ver schoten hoorden - vonden we 5 flinke paddestoelen. Dat was genoeg voor een maaltje, en Nick was ermee aan, dus gingen we weer. Moest ook, want we hadden vandaag nog een ander agendapunt.


We hadden namelijk tijdens het buurtfeest in juli bedongen, dat we mochten helpen bij het wijnmaken. De buurman schonk daar namelijk een rose, die qua smaak wel weg had van sherry, en ik was benieuwd naar het achterliggende proces. Want we weten natuurlijk allemaal, dat een rose in principe een rode wijn is, maar dan gefermenteerd zonder de schillen. Maar pas in de praktijk snap je pas echt waar de verschillen in smaak en kleur door ontstaan. Vandaag was het zover.


De mannen waren me al wat aan het pesten, dat ik met mijn lengte de laagste druiven mocht plukken, maar toen ik aan buurman vroeg waar hij zijn druiven eigenlijk heeft staan, gaf hij toe ze te kopen. Hoewel enerzijds een desillusie, anderzijds ook wel weer prettig, want alleen al het maken van de wijn nam in principe de hele verdere dag in beslag, hoewel dat ook komt omdat Spanjaarden nogal graag en veel en lang eten.

Het consejo had 1100 kilo druiven gekocht, waar uiteindelijk een 800 liter wijn van geproduceerd wordt. De vino casero (huiswijn) die men hier maakt is altijd een rose, dus we gebruikten 1 procede voor de complete lading druiven. Cabernet Sauvignon waren het, zoals we allen weten in principe een lastige druif om zonder metgezel een goede wijn van te produceren.

Maar we zijn in Spanje, en de overvloedige zon hier had de druiven enorm zoet gekregen. En veel suiker leidt in principe tot een soepele wijn, en een hoog alcoholpercentage, omdat suiker tijdens het fermenteren omgezet wordt in alcohol - zo leert ons de gemeenplaats.



De eerste machine rukt de druiven van de tros, en plet ze. Vervolgens wordt dit pulp door een grote slang naar de pers gepompt. Hier wordt het sap gescheiden van het pulp, door met de hand middels verschillende technieken het pulp langs de duigen te persen. Als de pers vol zit met pulp en handmatig nauwelijks sap meer gewonnen wordt (we zijn dan inmiddels een liter of 400 verder) gaat de pers er op, en wordt daarmee nog zeker 100 liter gewonnen.

Na de pers wordt het sap professioneel met een vergiet gefilterd.

Vervolgens wordt het middels een pomp naar de vaten getransporteerd. Vroeger deed men dit in de ruimte boven de vaten, bij gebrek aan elektrische pompjes. Na drie maanden in de vaten is de wijn gereed.




Vervolgens werd de pers leeggehaald, en kon het laatste derde deel druiven verwerkt worden.

Toen dit gereed was, was het tijd voor een tweede persing, waarbij het pulp weer terug ging om te zorgen voor nog eens minstens 100 liter uitzonderlijk zoet sap, waar Nick ook erg mee in zijn nopjes was.

Ondertussen was het een uur of drie en dus etenstijd. Het idee dat iemand geen vlees of vis eet konden de dames maar slecht bevatten. Dus iedere vleessoort werd ook nog apart benoemd, want het kon natuurlijk zo zijn dat er iets over het hoofd gezien was.
De soep was gelukkig vegetarisch, wist de dame me te vertellen, ik nam een hap en proefde kippensoep. Nou is kip natuurlijk vlees noch vis, want gevogelte, maar ik verzekerde haar dat Marja deze soep niet ging eten. Zwaar teleurgesteld was ze, "Deze mensen eten niets. Vandaar dat ze zo mager zijn...", riep ze uit. Maar er bleek ruim voldoende te zijn: na de soep kwam een salade en voor iedereen een bordje vleeswaar, kaas, eitje etc. Daarna moest er echt gegeten worden en volgden in rap tempo een enorme pan rundvlees, nog een met konijn en eentje met lamsvlees elkaar op. Dat niemand nog ruimte had voor het lam (eigenlijk wel jammer) werd uiteraard dramatisch en breed uitgemeten benoemd. Als laatste vullertje (althans voor het hoofdgerecht) kwam er nog een enorme bakpan paddestoelen (idd, van hetzelfde soort) op tafel. Ook hier was nee zeggen geen optie, maar zo'n ramp was dat ook niet. Dan was het eindelijk tijd voor het toetje, hoewel ik eigenlijk de toetjes moet zeggen, want we kregen eerst allemaal een stuk watermeloen, vervolgens wilde ze eigenlijk dat we ook nog allemaal een stuk galia moesten nemen - maar niemand kon meer, en toen moest natuurlijk nog de flan (een traditionele eierpudding) gegeten worden. Tijdens mijn eerste hap werd de koffiebestelling al opgenomen, die uiteraard met chocoladekoekjes genuttigd diende te worden. Meer dan voldaan keerden we huiswaarts. Gelukkig slingerde de weg, want die huiswijn (van het jaar ervoor) was behoorlijk sterk.

En toch snapte ik opeens op de terugweg hoe sherry aan zijn smaak komt, en waarom deze roses naar sherry smaken, en de rose uit de wijnhuizen niet. Dit heeft alles met de vaten te maken. Wijnhuizen laten witte wijn en rose fermenteren in stalen vaten, en hier gebeurt dat op eiken, hetgeen extra smaak geeft, die je alleen kent van de (wat) betere rode wijnen, zoals crianza (drie maanden op hout), of reserva (zes maanden). Een cosecha is een rode wijn, die helemaal geen hout heeft gezien, en bij gebrek aan een houten vat, gaan wij eens kijken of wij een rode wijn kunnen produceren van de druifjes die rondom het huis hangen. Maar hierover later meer, evenals over de olijvenoogst. Hier moet ik Jandini nog eens over contacten...